SOFA

Previous
Groningen

Chapter X - Page 9
Back

Next
Noord-Holland

Drente

Ik heb u lief mijn heerlijk landje, mijn enig Drenthe land.
Ik minde eenvoud in uw schoonheid, ‘k heb u mijn hart verpand.
Mijn taak vervul ik blijde, waarheen ook plicht mij riep.
Uw geest was't die mij leide, daarom vergeet 'k u niet.

Hoor nog de lieve heldre klokjes, bij zinkend' avondzon,
als schaapjes keerden van de heide en moeder met ons zong.
O, kon ik nog eens horen, dat lied in schemer uur
en vaders schoon vertel snel bij' vrolijk knappend vuur.

Zie nog uw brink met forse eiken, waar ik mijn makkers vond,
waar ik mijn tenen mandje vulde, met eikels glad en rond.
Daar bij die oude linde kwam 'k met vrienden samen.
Zo menig vriend ging henen, zijn schors bewaard zijn naam.

De ruige boswal langs uw velden, was mijn lui-lekker-land.
Die gaf mij lekkere zoete bramen, uit milde gulle hand.
Daar gaarde ik brandstof, voor 't oude en heilig vuur.
Als lente's adem wekte, uw sluimrende natuur.

Waar nog de held're veldplas, uw vredig beekje voedt.
Daar in dat wijde, bruine heivlak, waar wilp en korhoen broedt.
Daar koelde ik mijn leden, in 't nat van zuivere wel.
Daar heb ik leren zwieren, op ijzers blank en snel.

Die beelden uit dat zoet verleden, wat blijven ze bij mij.
Vaak heb ik zware strijd gestreden, dan hielpen, streken zij.
En nu, ten volle dankbaar, wijd 'k u mijn beste lied.
Mijn heerlijk, heerlijk Drenthe, vergeten kan 'k u niet.