SOFA

Previous
Alles kan een student gelukkig maken

Chapter III - Page 36
Back

Next
Zeven dagen lang

Johanna

Johanna een meisje van zeventien jaren,
dat was er zo'n aardig ding.
Maar zij had op het gebied van de liefde,
totaal geen erva-ring.
Ze was een aardig meisje,
bedrijvig als een hen.
Zij diende bij een gegoede familie,
als meisje voor halve da-gen.

Toen is in haar leven de liefde gekomen,
van heinde en van ver.
Het was een arme schoenlappersjongen,
die stonk naar je-ne-ver.
Hij had zijn laatste centjes
aan borrels neergeteld
en eiste toen om z'n schuld te betalen,
van 't meisje al haar spaar-geld.

Toen zij hem dat niet wilde geven,
dreigd' hij haar met zijn els.
En stal uit de kast der gegoede familie,
zes zilveren eet-le-pels.
Maar toen de misdaad uitkwam,
verdacht men 't arme wicht.
Met schande beladen werd zij ontslagen,
al was ze ook on-schul-dig.

Zij kon de schande niet langer verdragen
en zette een mes in haar vel.
Zij sneed zich compleet in twee hal-le-ve delen,
het bloed spoot ten he-mel.
Daar lagen nu twee delen,
tesamen slechts één lijk.
De vrijer die naar het lichaam kwam kijken,
die bibberde vre-se-lijk.

Hij kon z'n misdaad niet langer verhelen,
men sloot hem op in een hok.
En daar de galg toevallig bezet was,
stierf hij op het hak-blok.
Weet u de moraal is, van dit zo schone vers?
Ga altijd heel braaf en deugdzaam door 't leven,
maar hoedt u voor schoen-lap-pers!