SOFA

Previous
Wilhelmus van Nassouwe

Chapter X - Page 5
Back

Next
Friesland

Twentsch volkslied

Er ligt tussen Dinkel en Regge een land,
ons schone en nijvere Twente!
Het land van de arbeid, het land der natuur,
het steeds onvolprezen Twente,
daar golft op de essen het goudgele graan,
doet 't snelvlietend beekje het molenrad gaan,
daar ligt er de heide in 't paarsrode kleed,
dat is 't ons zo dierbare Twente! (bis)

Waar Twickel zijn torens uit 't eikenloof heft,
de Lutte zijn heuvels doet blinken,
de paasvuren branden alom nog in 't rond
en 't landvolk de Kersthoorn laat klinken,
daar stroomt onze Dinkel zo heerlijk door ‘t land,
door bossen en velden, het Losserse Zand,
daar rust er ons oog van der heuvelen top,
op 't heerlijke landschap, ons Twente! (bis)

De rookwolk, die stijgt aan de horizon op,
het wijst op de nijvere steden.
De mensen, arbeidzaam en deg’lijk, bewoond,
de zetels van 't krachtig heden,
maar buiten in boerschap, op heide en veld,
daar wordt nog de sagen en 't sprookje verteld,
daar rust er de Tukker in 't heuvelig graf,
't verleden naast 't heden van Twente! (bis)

En voert ons het lot ook uit Twente soms weg,
wij blijven immer gedenken.
Geen andere landstreek, hoe schoon zij ook zij,
kan 't zelfde als Twente ons schenken.
Wij drukken elkaar in den vreemde de hand,
gedenken ons klein, maar zo dierbare land,
en moge ons huis in den vreemde ook staan,
ons hart blijft toch altijd in Twente! (bis)