SOFA

Previous
Kortjakje

Chapter II - Page 11
Back

Next
Merck toch hoe sterck

Drie schuintamboers

Drie schuintamboers, die kwamen uit het Oosten.
Drie schuintamboers, die kwamen uit het Oosten,
van je rom bom, wat maal ik erom?
Die kwamen uit het Oosten, rom bom!

Zeg meisje lief, mag ik met jou verkeren?
Zeg meisje lief, mag ik met jou verkeren,
van je rom bom, wat maal ik erom?
Mag ik met jou verkeren, rom bom!

Zeg jongeman, dat moet je m'n vader vragen.
Zeg jongeman, dat moet je m'n vader vragen,
van je rom bom, wat maal ik erom?
Dat moet je m'n vader vragen, rom bom!

Zeg oude heer, mag ik je dochter trouwen?
Zeg oude heer, mag ik je dochter trouwen,
van je rom bom, wat maal ik erom?
Mag ik je dochter trouwen, rom bom!

Zeg jongeman zeg mij, wat is je rijkdom?
Zeg jongeman zeg mij, wat is je rijkdom,
van je rom bom, wat maal ik erom?
Zeg mij, wat is je rijkdom, rom bom!

Mijn rijkdom is, daar wil ik niet om jokken.
Mijn rijkdom is, een trommel met twee stokken,
van je rom bom, wat maal ik erom?
Een trommel met twee stokken, rom bom!

Nee schuintamboer, mijn kind kun jij niet krijgen!
Nee schuintamboer, mijn kind kun jij niet krijgen,
van je rom bom, wat maal ik erom?
Mijn kind kun jij niet krijgen, rom bom!

Zeg oude heer, ik heb nog iets vergeten.
Zeg oude heer, ik heb nog iets vergeten,
van je rom bom, wat maal ik erom?
Ik heb nog iets vergeten, rom bom!

Mijn vader is Groothertog van Britanje.
Mijn vader is Groothertog van Britanje,
van je rom bom, wat maal ik erom?
Groothertog van Britanje, rom bom!

Mijn moeder is de Koningin van Spanje.
Mijn moeder is de Koningin van Spanje,
van je rom bom, wat maal ik erom?
De Koningin van Spanje, rom bom!

Zeg jongeman, je mag m'n dochter trouwen!
Zeg jongeman, je mag m'n dochter trouwen,
van je rom bom, wat maal ik erom?
Je mag m'n dochter trouwen, rom bom!

Nee oude heer, je mag je dochter houden!
Nee oude heer, je mag je dochter houden,
van je rom bom, wat maal ik erom?
Je mag je dochter houden, rom bom!